Tamme kastanje (Castanea sativa)

 

 

 

Algemeen in heel Europa.  Oorspronkelijk afkomstig uit het Middellands Zeegebied.

Later naar onze streken overgebracht wegens de eetbare noten.

 

 

Bast in het begin paarsachtig grijs en glad. In een later stadium zilverkleurig grijs, glad en verticale barsten. Oudere bomen grijze of bruine ast met diepe groeven. In een latere fase donker bruin met duidelijk hoekige spiralen.

De twijgen zijn roodbruin. Op de twijgdoorsnede is het merg kantig in omtrek.

 

 

 

 

De knoppen zijn eivormig met twee knopschubben en fijn behaard.

 

 

Verspreide bladstand, langwerpig tot lancetvormig, 3 tot 6 cm breed en 10 tot 20 cm lang. De top is spits, de voet wigvormig of afgerond, scherp en enkelvoudig getande rand. De bovenzijde is donkergroen en glanzend, onderzijde lichtgroen. Veernervig, de zijnerven lopen duidelijk evenwijdig. De bladsteel is kort.

 

Bloemen in crèmekleurige, katjesachtige, omhooggerichte trossen. De mannelijke bloemen bestaan uit meeldraden, de vrouwelijke uit een rozetje van groene stekels met 7-9 stijlen.

Bloei in juni-juli, in het begin van de zomer als hij al volledig in blad staat. Okselstandige, 10 tot 20 cm lange katjes, witachtig-geel, rechtopstaand, in bundels bij elkaar, overwegend bezet met mannelijke bloemen, alleen onderaan bevinden zich 1 tot 3 vrouwelijke bloemen.

Na het uitlopen van de bladeren verschijnen de hoofdjesjachtige mannelijke bloemen die als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes zitten. De vrouwelijke bloemen bevinden zich aan de basis van de katjes, omgeven door een groene, schubachtig bebladerde vruchtbeker. Kevertjes, vliegen en bijen zijn de bestuivers van de tamme kastanje. Van de mannelijke bloemen gaat een geur uit die kevers aanlokt, en op de stempel bevindt zich een zoetsmakend druppeltje nectar.

Na de bloei vormen zich vruchten met een omhulsel van uitstaande stekels.

Aan de rijpe vrucht blijft vaak de mannelijke, aarvormige bloeiwijze zitten. De vruchten zijn leerachtige, glanzend bruine noten. Meestal zitten er drie bijeen in een geelbruine, gestekelde, vrij grote vruchtbeker (cupola). Deze openen zich met 4 kleppen. De stekels zijn een soort afweerwapen tegen de voortijdige aanval door vogels en eekhoorns.  Rijp in oktober.