Paddenstoelen in kasteelpark
PADDENSTOELEN
Pluk geen paddenstoelen.
In Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het plukken van paddenstoelen verboden. Wie betrapt wordt op wildplukken, riskeert een boete. Die kan oplopen tot 4.500 euro. Wildplukken valt volgens de wet onder stroperij.
Paddenstoelen zijn geen plant nog dier, maar een vruchtlichaam van een schimmel.
Meestal leeft die schimmel onzichtbaar onder de grond of onder boomschors.
Het netwerk aan schimmeldraden krijgt bovengrondse uitlopers waar paddenstoelen groeien.
Grote parasolzwam (Macrolepiota procera)
Plaatjeszwam, vlees niet broos, lamellen vrij, sporenpoeder wit. Is een schimmel met een lange steel en grote hoed, tot 40cm. Het is een veelvoorkomende soort die groeit op matig vochtige grasgebieden en in lichte bossen.
In het begin is hij bolvormig, naarmate de groei vomt hij een parasol. Deze zwam staat alleen of in groepen en dan dikwijls in heksenkringen.
Saprofyt
Reuzenzwam (Meripilus giganteus)
Komt voor op wortels of aan de voet van oude, levende loofbomen, vooral beuken. Hij is een parasiet en veroorzaakt witrot. Het mycelium verstopt de houtvaten en kan grote bomen op korte tijd doden.
Als het vruchtlichaam ‘ineens’ boven de grond tevoorschijn komt, zijn de ook diepere wortels al aangetast. Dit veroorzaakt grootschalige rot onder het maaiveld en in het wortelstelsel. Als ook de bovenste delen van de kroon beginnen af te sterven, is het einde van de boom echt in zicht.
Zelfs als de boom helemaal dood is, blijft de zwam leven. Hij verandert de strategie dan van parasiet naar saprofyt.
Roodbruine schijnridderzwam (Lepista flaccida)
Plaatjeszwam, vlees niet broos, lamellen aangehecht, sporenpoeder wit, steel dik.
Hoed 3-8cm breed, bleek okerkleurig tot roodbruin, met trechtervormig verdiept centrum, oppervlak glad en kaal.
Vruchtlichaam: september - november
Saprofyt
Gewone zwavelkop (Hypholoma fasciculare)
Plaatjeszwam, vlees niet broos, lamellen aangehecht, sporenpoeder donker, steel dun tot dik.
Hoed 2-6cm breed, zwavelgeel tot geelgroen, eenkleurig of op het centrum oranjebruin, geheel kaal.
Vruchtlichaam: september - november
Saprofyt
Melksteelmycena (Mycena galopus)
Plaatjeszwam, vlees niet broos, lamellen aangehecht, spoorpoeder wit, steel dun - bij doorbreken wit melksap.
De hoed is 1-2 cm breed, kegel- tot klokvormig. De hoed is wit en fijn gestreept. De hoed is rimpelig en grijs tot grijsbruin van kleur, bruin in het centrum en bleker aan de hoedrand.
Vruchtlichaam: juni - november
Saprofyt
Helmmycena (Mycena galericulata)
Plaatjeszwam, vlees niet broos, lamellen aangehecht, sporenpoeder wit, steel dun.
De hoed 2-6cm. De hoed is breed klokvormig tot vlak met een centrale bult. Het is een taaie en leerachtige hoed, die grijsbruin tot geelbruin van kleur is met een gestreepte of gegroefde rand.
Vruchtlichaam: soms gans jaar door. Vooral in herfst.
Saprofyt
Gewone glimmerinktzwam (Carprinellus micaceus)
De hoed 1-3cm. Bij jonge vruchtlichamen is de vorm eivormig en bedekt met witte puntjes, resten van het velum. ( Later wordt de hoed kegel- tot klokvormig. De hoed is geribbeld. De kleur is crèmekleurige tot okerbruine of fuchsia die naar het midden van de hoed donkerder wordt. De hoedenhuid rimpelt naarmate de leeftijd vordert.
De steel 3-8cm hoog en 3-5mm dik. De steel is wit en heeft een zijdeachtige glans
Saprofyt
Hazenpootje (Coprinopsis lagopus)
Lamellen aangehecht, sporenpoeder donker, steel dik tot dun.
Hoed voor het uitspreiden 1-4cm hoog, grijs tot bruingrijs, vingerhoedvormig, radiaal gevoord en eerst bedekt met wit velum. Uiteindelijk min of meer vlak met een naar boven en dan naar binnen opkrullende rand.
Wanneer de hoed nog niet is uitgevouwen steekt de steel er tot 2cm onderuit. Uiteindelijk kan de steel 4-10cm lang en 3-6mm doorsnede hebben.
Saprofyt
Nevelzwam (Clitocybe nebularis (Lepista nebularis)
Lichtgrijze tot grijsbruine hoed (Ø 5-30 cm), aanvankelijke gebold tot plat met ingekrulde rand, later ingedeukt tot trechtervormig met golvende rand en vaak met flauwe bult in het centrum.
Plaatjes recht aangehecht of enigszins aflopend, wit-crèmekleurig, zeer dicht opeen. Sporen gelig.
Steel grijswit, dik en recht, met iets knotsvormige voet.
Vlees stevig, wit, ruikt kaasachtig, smaakt mild tot zurig.
Groeit vaak in heksenkringen, zowel in loof- als naaldbossen (september - november)
Fraaisteelmycena (Mycena inclinata)
De hoed heeft een diameter van 1 tot 4 cm. Bij jonge exemplaren is de vorm paraboloïde tot gewelfd, bij oudere exemplaren wordt deze meer klokvormig met een bultje. De hoed is fijngestreept en kastanjebruin van kleur. De hoedrand is gekarteld en steekt iets buiten de lamellen.
Hij leeft saprotroof en groeit in bundels op hout van dode stronken
Gele korstzwam (Stereum hirsutum)
De paddenstoel is een leerachtige met tot 3 cm afstaande schijnhoedjes. Ze groeien als dakpannen op elkaar en zijn vaak lateraal versmolten tot golvende, gebogen rijen. In de doorsnede loopt een donkere lijn onder het haarvilt aan de bovenkant van de hoed. Onderzijde glad, dooiergeel, zonder buisjes, poriën of plaatjes.Sporen wittig. Vlees dun, taai. Groeit op dood hout van loofbomen,
Rupsendoder (Cordyceps militaris)
Kleine 2 tot 6 cm hoog, feloranje kleur. Op de hoed fijne wratjes. Komt voor in graslanden.
De rupsendoder is een parasiet die leeft op de pop van een vlinder. De rups van de vlinders wordt zo geïnfecteerd, het dier verpopt zich in de grond en de paddenstoel groeit in en om de geïnfecteerde pop heen en doodt deze.
